donderdag 7 mei 2015

Taalverwerving Beschouwing

De taal zoals wij die als mensen spreken is erg uniek. De klanken, verschillende talen en tonen zijn verreweg te ingewikkeld voor welk ander dier dan ook. De ontwikkeling van zo'n bijzonder soort taal gaat dan ook niet vanzelf. Er wordt al decennialang onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen taal aangeleerd krijgen. Krijgen we taal wel aangeleerd, of zit het allemaal al in onze genen vastgelegd? In deze tekst zullen er een aantal theorieën over taalverwerving bij kinderen aan bod komen. Deze theorieën zijn tot op heden de meest waarschijnlijke manieren waarop een kind taal aangeboren kan krijgen.

Universele Grammaticatheorie
De theorie van de Universele Grammatica is een van de bekendste theorieën over taalontwikkeling, en is bedacht door Noam Chomsky. Deze theorie beweert dat ieder mens een zeker aangeboren taalgevoel heeft, een vermogen om taal te leren. Dit moet wel zo zijn, immers, talen zijn veel te complex om zomaar als kind te kunnen leren, zonder enige ondersteuning. Het taalvermogen waar iedereen over beschikt, heet dus de Universele Grammatica. Zoals de naam al zegt, is het een soort grammatica, een set regels, die iedereen al als baby aangeboren heeft. Deze grammatica zou uit twee delen bestaan. Ten eerste zijn er principes, die vastliggen en voor ieder mens hetzelfde zijn. Ten tweede bestaan er parameters, die per taal verschillen. Een voorbeeld van zo'n parameter is de zinstructuur (SOV of SVO) van een taal. Dit verschilt per taal, en is dus een parameter.

Optimaliteitstheorie
De Optimaliteitstheorie kan worden gezien als een aanpassing op de theorie van Chomsky. In feite is het enige verschil tussen deze twee theorieën dat de Optimaliteitstheorie uitgaat van harde en zachte regels, terwijl de Universele Grammatica uitgaat van definitieve, vaststaande regels. Dit wil zeggen dat de Optimaliteitstheorie zegt dat de ene regel belangrijker is dan de andere, en dat een zachtere regel kan worden overtreden wanneer op deze manier een sterkere regel wel geldt. Dit heet optimalisatie: Zoveel mogelijk en zo sterk mogelijke regels laten gelden, zo nodig ten koste van zachtere regels. Met de Optimalisatietheorie kunnen meer taalverschijnselen verklaard worden dan met de Universele Grammatica, en daarom wordt dit over het algemeen gezien als een verbetering van deze theorie.

Sociale-instincttheorie
De Sociale-instincttheorie gaat, in tegenstelling tot voorgaande theorieën, ervan uit dat de mens geen aangeboren taalgevoel of taalvermogen heeft. Alles wat een kind leert, komt vanuit zijn omgeving, waarin het volwassenen hoort praten. De theorie is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Tomasello, vanuit het principe dat mensen een natuurlijke drang hebben om anderen te begrijpen. Vanuit deze drang zouden baby's vanaf een leeftijd van ongeveer 9 maanden taal kunnen ontwikkelen door taal uit hun omgeving te bestuderen en in zich op te nemen.

Neurale-netwerktheorie
De laatste theorie die we zullen bekijken is de neurale-netwerktheorie. Ook deze theorie gaat ervan uit dat er geen aangeboren taalvermogen in de hersenen aanwezig is - slechts neuronen. De theorie beweert dat kinderen taal verwerven door bepaalde netwerken in onze hersenen te verstevigen. Wanneer een kind een bepaalde taalconstructie leert, zou er een bepaalde verbinding in de hersenen worden verstevigd. Als deze taalconstructie dan maar vaak genoeg herhaald wordt, wordt de verbinding in de hersenen ook steeds steviger en heeft het kind uiteindelijk deze constructie zelf geleerd. Oefening baart kunst, zo zou je kunnen zeggen.

We hebben naar een aantal theorieën over taalontwikkeling bij kinderen gekeken. De Universele Grammatica gaat uit van een aangeboren taalvermogen dat voor iedereen geldt. Dit bestaat uit principes en parameters. De Optimaliteitstheorie is een verbetering van de Universele Grammatica, omdat het met sterke en zachte regels werkt, waardoor er meer taalverschijnselen kunnen worden verklaard. De sociale-instinctttheorie zegt dat alles uit de omgeving en van volwassenen geleerd wordt, vanuit de drang anderen te begrijpen en de Neurale-netwerktheorie zegt dat taal aangeleerd wordt door verbindingen tussen neuronen in de hersenen te verstevigen.

dinsdag 27 januari 2015

Essay (goede opdracht)

 Opdracht 1:

  • Bindend studieadvies: Beoordeling van de universiteit in het eerste studiejaar, waaruit blijkt of je door kan gaan naar het tweede jaar.
  • Bachelor: Het eerste deel van een HBO of universitaire studie, dat meestal 2 of 3 jaar duurt
  • Master: Het tweede deel van een universitaire studie, waarna men zich drs. mag noemen
  • Selectie aan de poort: Het reguleren van de toelating tot een studie aan de universiteit
  • Basisbeurs: Een deel van de studiefinanciering, waarbij iedere student een bedrag per maand krijgt uitgekeerd
  • Studievoorschot: Studiefinanciering waarbij de student het bedrag per maand niet krijgt, maar moet lenen.
  • Stage: Deel van een studie waarbij men in de maatschappij ervaring moet opdoen en het geleerde moet toepassen
  • Bestuursfunctie: Functie in het bestuur van een organisatie
  • Langstudeerders: Mensen die langer dan gemiddeld over een studie doen
  • LSVb: Landelijke Studenten Vakbond
  • Flexstuderen: Manier van studeren waarbij de student zelf zijn vakken kan indelen
  • Voltijd: Een complete week van maandag tot vrijdag, 9 tot 5.
  • Modulaire opzet: De opzet met modules
  • Leerrechtensysteem: Systeem waarbij studenten door bonnen in te wisselen colleges zouden kunnen volgen, en zo op tegoedbonnen kunnen studeren.

Opdracht 2:
  • Knip: Overgang
  • Columniste: Schrijfster van columns
  • Per saldo: Nu eenmaal, uiteindelijk
  • Naar rato van: Naar verhouding, relatief gezien
  • Uitvalcijfers: Het aantal studenten dat de studie niet volledig afrondt.
  • Innovatie: Nieuwe ontwikkelingen
  • Bureaucratisch: Met veel gedoe, in de zin van papieren, handtekeningen, ambenaren enzovoort.
  • Rendementseisen: De eisen die worden gesteld aan hoe efficient of winstgevend iets wordt. Dus of het genoeg oplevert tegenover hoeveel het heeft gekost.

Opdracht 3:
A: Het huidige systeem van universiteit en hogeschool
Voor wie toegankelijk? → Iedereen met een HBO-Bachelor of vwo-diploma
Lengte van de studie? → Verschilt per studie, meestal in totaal ongeveer 6 jaar
Welke keuzemogelijkheden in de leerstof zijn er? → Weinig binnen de studie zelf
Waar kun je studeren? → op elke hogeschool/universiteit
Het heeft een basisbeurs
B: De open universiteit
Voor wie toegankelijk? → Iedereen met een HBO-Bachelor of vwo-diploma
Lengte van de studie? → Niet vastgesteld
Welke keuzemogelijkheden in de leerstof zijn er? → Je kiest zelf je vakken via internet
Waar kun je studeren? → Als je maar online bent, kun je studeren
Je kan overal online studeren

C: Het plan Truijens
Voor wie toegankelijk? → Iedereen met een HBO-Bachelor of vwo-diploma
Lengte van de studie? → Mag iedere student zelf bepalen
Welke keuzemogelijkheden in de leerstof zijn er? → Je kunt zelf een deel van je studie inrichten
Waar kun je studeren? → Op de universiteit
Flexstuderen

D: Het plan van de LSVb
Voor wie toegankelijk? → Iedereen met een HBO-Bachelor of vwo-diploma
Lengte van de studie? → Mag iedere student zelf bepalen
Welke keuzemogelijkheden in de leerstof zijn er? → Je mag helemaal zelf je vakken kiezen
Waar kun je studeren? → Combinatie van zelfstudie en hoorcolleges op de unversiteit
Je krijgt studiefinanciering aan de hand van het aantal behaalde punten

E: Het plan van Rutte
Voor wie toegankelijk? → Iedereen met een HBO-Bachelor of vwo-diploma
Lengte van de studie? → Zelf bepalen, als het maar onder de 10 jaar is
Welke keuzemogelijkheden in de leerstof zijn er? → Meer vrijheid in indeling dan op dit moment
Waar kun je studeren? → Bij publieke en particuliere instellingen
Het leerrechtensysteem

Opdracht 4:
1a: Voor studenten die naast hun studie nog iets erbij willen doen, zoals een bestuursfunctie
 b: De studenten worden door selectie en afschaffing van de basisbeurs gestimuleerd hun studie zo snel mogelijk af te ronden

2: Omdat er zo aan iedere student precies betaald wordt, wat hij of zij ‘consumeert’, zo kosten langstudeerders niet meer dan gewone studenten als ze evenveel studeren.

3: Doordat studenten voor ieder onderdeel dat ze kiezen apart een beurs krijgen, kost iedere student uiteindelijk ongeveer evenveel.

4: Universiteiten werken al heel lang volgens hetzelfde principe, en om dit te veranderen moet er veel bureaucratie aan te pas komen. Ook zijn bepaalde principes van universiteiten wettelijk vastgelegd. Deze wetten gaan soms moeilijk samen met de principes van flexstuderen.
Opdracht 5:
Opdracht 4 heeft al een groot deel van de tekst behandeld, al zou ik in de samenvatting nog wat achtergrondinformatie over de situatie hebben zoals die nu is, en de mening van alle groeperingen moet in de samenvatting komen, terwijl in opdracht 4 sommigen waren weggelaten.

Opdracht 6:
Omdat er op het moment veel druk op studenten staat, belemmert dit hen om iets extra’s naast hun studie te doen, zoals een bestuursfunctie. Het doel is om zo snel mogelijk af te studeren. Flexibel studeren kan een uitkomst bieden voor veel studenten. Bij flexibel studeren mogen studenten zelf hun tijd en vakken indelen, om zo zelf te bepalen hoe lang hun studie duurt. Hierdoor kost iedere student evenveel, omdat ze evenveel onderwijs krijgen, en evenveel tijd in de collegebanken doorbrengen. Dit systeem is echter lastig in te voeren omdat universiteiten vaak bureaucratische organisaties zijn die al eeuwenlang hetzelfde systeem gebruiken, en omdat sommige principes die wettelijk vastgelegd zijn, tegenstrijdig zijn met het flexibel studeren. Deze wetten zouden moeten worden aangepast. Ook de rendementseisen van universiteiten liggen in de weg om dit plan door te voeren. Als deze obstakels opgelost konden worden, zou het flexibel studeren dé oplossing kunnen worden voor iedereen.

Opdracht 7:
Bewering: Studenten van nu hebben amper de tijd om te wennen aan hun nieuwe leven.
Argumenten: 1: “Door maatregelen als” tot “er flink op” (r. 1-3)
2: “Volgend jaar” tot “zogeheten studievoorschot” (r. 3-4)
Objectief/Subjectief: 1: Objectief, 2: Subjectief

Bewering: ‘Allemaal bedoeld om studenten maar zo snel mogelijk door hun studie heen te jagen.’
Argumenten: ?

Bewering: ... is snel studeren lang niet voor iedereen geschikt;
Argumenten: “sommigen willen” tot “wordt gemaakt” (r. 10-11)
Objectief/Subjectief: Objectief


Bewering: En langstudeerders hoeven geen extra geld te kosten.
Argumenten: “Als je” tot “in beslag”  (r. 14-17)
Objectief/Subjectief: Objectief


Bewering: ‘Die extra jaren zijn geen verloren jaren.’
Argumenten: “Langstudeerders zijn” tot “snelle rakkers” (r. 20-21)
Objectief/Subjectief: Subjectief

Bewering: ‘In je studietijd moet je gekke dingen doen, ...’
Argumenten: “Dat kweekt” tot “als leidinggevende” (r. 24-25)
Objectief/Subjectief: Subjectief


Bewering: ‘Wij zijn helemaal voor.’
Argumenten: “Je geeft” tot “dit doen” (r.30-32)
Objectief/Subjectief: Objectief


Bewering: Natuurlijk moet je het flexstuderen niet aan iedereen opleggen.
Argumenten: “Er zijn” tot “willen studeren” (r. 39-40)
Objectief/Subjectief: Objectief

Bewering: Erik Driessen is positief.
Argumenten: “We lopen” tot “kunnen inhalen” (r. 44-45)
Objectief/Subjectief: Subjectief


Bewering: Het zou goed zijn als Nederlandse universiteiten meer met hun tijd meegaan
Argumenten: “Het volgen”tot “huidige samenleving (r. 53-54)
Objectief/Subjectief: Objectief

Bewering: Het is inderdaad allemaal niet zo simpel.
Argumenten: “De wet” tot “te houden” (r. 60-61)
Objectief/Subjectief: Objectief


Bewering: Volgens Van Meenen ligt het probleem bij de bekostiging.
Argumenten: “Een deel” tot “dat afstudeert” (r. 64-65)
Objectief/Subjectief: Objectief


Bewering: ‘Het idee voor een flexibel onderwijssysteem is dus niet nieuw.’
Argumenten: “Het plan” tot “te stimuleren” (r. 67-71)
Objectief/Subjectief: Subjectief


Bewering: ... is het plan van Truijens volgens SP-Kamerlid Jasper van Dijk ‘vele malen verfrissender’ ...
Argumenten: “Het huidige”tot “naar alternatieven” (r. 78-80)
Objectief/Subjectief: Subjectief

Opdracht 8:

Bewering: Studenten van nu hebben amper de tijd om te wennen aan hun nieuwe leven.
Eens/oneens + uitleg: Eens, van het vwo naar de universiteit is een erg grote overstap, en je wordt wel gelijk in het diepe gegooid.

Bewering: ‘Allemaal bedoeld om studenten maar zo snel mogelijk door hun studie heen te jagen.’
Eens/oneens + uitleg: Eens, de overheid probeert studenten zo snel mogelijk te laten afstuderen, dat laten ze zien in hun beleid

Bewering: ... is snel studeren lang niet voor iedereen geschikt;
Eens/oneens + uitleg: Eens, iedereen zit nu eenmaal anders in elkaar, iedereen heeft andere voorkeuren. Er is geen 1 perfecte manier voor iedereen

Bewering: En langstudeerders hoeven geen extra geld te kosten.
Eens/oneens + uitleg: Eens, door het plan van Truijens hoeven langstudeerders niet meer geld te kosten dan andere studenten

Bewering: ‘Die extra jaren zijn geen verloren jaren.’
Eens/oneens + uitleg: Eens, als een student langer over zijn studie doet, heeft hij meer extra activiteiten gedaan, en dit kan heel nuttig zijn

Bewering: ‘In je studietijd moet je gekke dingen doen, ...’
Eens/oneens + uitleg: Eens, daar is toch een studietijd voor? De rest van je leven zul je heel wat minder gek kunnen doen waarschijnlijk.

Bewering: ‘Wij zijn helemaal voor.’
Eens/oneens + uitleg: Eens, verandering voor een student is een goede ontwikkeling

Bewering: Natuurlijk moet je het flexstuderen niet aan iedereen opleggen.
Eens/oneens + uitleg: Eens, niet iedereen kan van flexstuderen houden, zoals al eerder gezegd, iedereen heeft zijn eigen voorkeuren

Bewering: Erik Driessen is positief.
Eens/oneens + uitleg: Eens, want het komt overeen met wat er in de tekst staat

Bewering: Het zou goed zijn als Nederlandse universiteiten meer met hun tijd meegaan.
Eens/oneens + uitleg: Eens, anders blijven het instellingen uit een ander tijdperk. Moderniseren is moeilijk, vooral voor zulke bijzondere oude instellingen, maar het zal hen wel ten goede komen



Bewering: Het is inderdaad allemaal niet zo simpel.
Eens/oneens + uitleg: Eens, er zijn veel regels en obstakels, dit maakt het allemaal erg moeilijk om iets door te voeren

Bewering: Volgens Van Meenen ligt het probleem bij de bekostiging.
Eens/oneens + uitleg: Eens, het gaat nu eenmaal om het geld. Als er genoeg geld was, was er ook geen probleem waarschijnlijk

Bewering: ‘Het idee voor een flexibel onderwijssysteem is dus niet nieuw.’
Eens/oneens + uitleg: Eens, er zijn inderdaad al eens eerder dit soort ideeën op tafel geweest.

Bewering: ... is het plan van Truijens volgens SP-Kamerlid Jasper van Dijk ‘vele malen verfrissender’ ...
Eens/oneens + uitleg: Eens, dit idee past meer bij deze tijd.

Opdracht 9:

1: Niets
2: Studenten kunnen zo meer lenen, en hierdoor wordt, denk ik, het flexibel studeren makkelijker in te delen. Ze kunnen in ieder geval meer kiezen want er is meer geld.
3: Nee, ze wil dat studenten fysiek aanwezig zijn bij hun studie.
4: Nee, dit is meer de visie van Erik Driessen, niet van Truijens.
5: Ja, het plan van Truijens is namelijk nogal een modernisering

Opdracht 10:

1: Flexstuderen lijkt me wel heel fijn, omdat ik dan zelf vakken kan uitkiezen. Dit betekent denk ik dat mijn studie ook leuker zal worden en daardoor zal ik er ook wel gemotiveerder voor raken denk ik.

2: De open universiteit lijkt mij niks, omdat ik wel graag écht in een les wil zitten, en niet alleen maar achter de computer. Het is ten eerste niet goed voor je ogen/armen/vingers/rug om achter een scherm te zitten de hele dag, en ten tweede zou ik veel te veel afgeleid raken door social media en games bijvoorbeeld.





Opdracht 11:

Afgelopen jaar is er wederom veel commotie geweest over de studenten. Nouja, vooral over het geld dat voor hen beschikbaar is dan. De basisbeurs die iedere student nu krijgt moet namelijk weg, en in zijn plaats komt het sociale leenstelsel, dat al veel studenten nogal boos heeft gemaakt.

Het blijkt toch een lastige taak te zijn, een geschikte vorm van studeren vinden voor studenten. Veel partijen bemoeien zich ermee, maar na zoveel vergaderingen, bijeenkomsten, discussies en wetsvoorstellen, zijn we nog steeds niet in staat geweest om een vorm van studeren te vinden waarmee iedereen tevreden is.

Op dit moment is het plan dus het leenstelsel, en het lijkt erop dat dit daadwerkelijk ingevoerd gaat worden, waarover eerst nog wat twijfel bestond. De grootste angst die bestaat over het leenstelsel op dit moment is het nadeel voor de wat minder bedeelde studenten. Zij zullen alles moeten lenen, en daarbij zullen ze zich focusen op het zo snel mogelijk afronden van hun studie, omdat de druk erg hoog ligt door de enorme hoeveelheid geleend geld. Het spreekt voor zich dat dit geen stimulans is om extra activiteiten buiten school te gaan ondernemen, zoals een bestuursfunctie of stage, terwijl deze dingen heel nuttige tijdbestedingen kunnen zijn.

Een andere vorm van studeren, waar we relatief weinig over hebben gehoord, is het flexibel studeren. Dit houdt in dat studenten zelf hun vakken indelen per jaar, en dat ze dus zelf bepalen hoelang ze over hun studie doen. Daarbij wordt hun alleen geld gegeven voor de hoeveelheid tijd die ze studeren, en dat is voor alle studenten ongeveer evenveel. Zo krijgt iedereen dus een bepaald budget, dat ze zelf kunnen uitgeven aan hun studie, op hun eigen tempo en hun eigen manier. Ik denk dat dit flexibel studeren beter aansluit bij de studenten dan het zojuist genoemde leenstelsel of de basisbeurs. Dit denk ik omdat studenten ook graag willen genieten van hun studentenleven, ze willen gewoon een beetje lol hebben. Tegelijkertijd hebben ze wel dat besef dat hun studie voltooid moet worden. Met het flexibel studeren denk ik dat studenten deze twee gedachten goed kunnen combineren, en wel op hun eigen manier. Ook denk ik dat studenten het prettiger vinden om hun eigen vakken te kunnen kiezen, omdat ze daardoor ook meer plezier zullen hebben in die vakken. Hierdoor stijgt de motivatie, en dus ook de resultaten. Dit kan eventueel zelfs erin resulteren dat de student gemiddeld korter doet over zijn studie. Ik denk dus dat door studeren flexibeler te maken, het ook efficiënter zal worden, omdat dit meer aansluit bij het studentenbrein dan het huidige stelsel.

Ik hoor u al denken: ‘Waarom is dit geweldige ‘flexstuderen’ nog niet ingevoerd dan?’ Er zijn helaas een paar dingen die op dit moment een serieuze overweging van het flexstuderen belemmeren. Zo zijn universiteiten al eeuwenlang hetzelfde stelsel gewend, en het is lastig om dit stelsel in één keer compleet om te gooien. Ook zijn er een aantal wetten die tegenstrijdig zijn aan het flexstuderen, waaraan universiteiten zich moeten houden. Dit zijn onder anderen redenen waarom dit flexstuderen nog niet serieus besproken is in de Tweede Kamer.
Toch vind ik dat flexibel studeren een redelijke kans verdient, omdat, wanneer dit doorgevoerd kan worden, iedereen er profijt van zal hebben. Ik denk dat geen enkele partij in deze discussie echt bezwaar zal hebben. De studenten vinden dit logischerwijs een betere oplossing, de universiteit zal betere resultaten boeken, wanneer eenmaal het systeem omgegooid kan worden, en de overheid zal aan elke student evenveel geld kwijt zijn, wat langstudeerders ook geen probleem meer maakt.

Zo, wat mij betreft is deze kwestie opgelost. Het eeuwige debat over de vorm van studeren kan mijns inziens in één klap over zijn door het flexibel studeren een kans te geven. Als dit plan eenmaal de Tweede Kamer bereikt, en wanneer de obstakels uit de weg zijn geruimd, is flexibel studeren de oplossing voor student en samenleving.



(Er is blijkbaar iets mis met de lay-out, ik heb het gezien, maar ik weet niet hoe ik het moet oplossen, dus zie dit door de vingers aub bij het reageren ;) )

maandag 19 januari 2015

Essay: Was het boek beter dan de film? (Verkeerde opdracht)

'Maar ik vond het boek tóch beter'

Vijftig tinten grijs was het best verkochte boek van 2012, en een aanzienlijk aantal vrouwen wordt alweer opgewonden vanwege de aankomende verfilming van de erotische roman. Het is niet bepaald opmerkelijk dat er van zo'n bekend boek drie jaar later een film wordt uitgebracht. Integendeel, veel van onze hedendaagse literatuur is al op het doek gebracht. Ik denk meteen aan 'Lord of the Rings', 'Forrest Gump' of 'The Life of Pi'. Het is een populair debatonderwerp op verjaardagen: Is het boek beter dan de film? Veel mensen zijn geneigd om inderdaad te denken dat dit inderdaad het geval is, maar zij kunnen dit niet goed uitleggen: 'Ja, daarvoor moet je het boek gelezen hebben'. 

Ikzelf vind dat sommige boeken geschikter zijn om te verfilmen dan anderen. De Lord of the Rings-trilogie is een extreem fantasierijk verhaal waarin de schrijver uit alle macht probeert de sfeer te beschrijven. Dit is ook nodig, omdat niemand van tevoren weet hoe het eraan toegaat in 'Midden-Aarde'. Zo'n trilogie heeft naar mijn mening een enorme potentie om een goede film te worden. Het is alsof je tijdens de film die wereld, waar je in het boek al aan hebt kunnen ruiken, pas echt kunt proeven. Als zo'n film van goede kwaliteit is, kan je niet ontkennen dat de film net zo goed was als het boek, zo niet, beter.

Andere boeken, zoals 'The Life of Pi', vind ik minder aantrekkelijk als film. Dit komt omdat 'The Life of Pi' begint met een enorm uitgebreide beschrijving van allerlei gebeurtenissen uit de jeugd van Pi Patel. Dit neemt ongeveer een derde van het boek in beslag. Daarna begint pas het verhaal waarin Pi samen met een tijger in een reddingsboot terechtkomt. In de film zie je dat dit eerste deel met een aaneenschakeling aan flashbacks wordt opgelost, waarin Pi als oudere man vertelt over zijn jeugd en het verhaal met de tijger. In zo'n geval vind ik een film geen waardige toevoeging aan het boek. Wanneer ik merk dat een regisseur oplossingen heeft verzonnen om die film toch maar af te maken, ben je mij eigenlijk al kwijt. Een film moet gewoon een film zijn, en het boek moet er niet doorheen schijnen, zodat men denkt: 'Hé, in het boek ging dit anders'. Als regisseur zou je ernaar moeten streven om de gedachten van mensen volledig van het boek af te brengen, en de film te laten waarderen zoals hij is. 

Ongetwijfeld zullen de verkoopcijfers voor 'Vijftig tinten grijs' hoog zijn, maar zal dat komen omdat de film zo goed wordt? Misschien wel, omdat men een film vol erotische handelingen eindelijk fysiek kan meemaken, in plaats van lezen. Er zullen echter altijd mensen blijven die stellig zeggen: 'Maar ik vond het boek tóch beter'

woensdag 29 oktober 2014

Betoog: Studiefinanciering moet blijven.

Wie rijk is, mag slim zijn


Het is afgelopen jaar al in alle kranten te lezen geweest. De studiefinanciering gaat eraan. Per 1 september 2015 wordt het zogenaamde leenstelsel ingevoerd. Het kabinet heeft in mei na maanden van onderhandelingen een akkoord hierover bereikt. In ruil voor de afschaffing van de studiefinanciering blijft de OV-jaarkaart behouden, die eerder al in opspraak kwam omdat deze ook zou moeten worden afgeschaft. Met het akkoord hoopt de regering zo'n 800 miljoen euro te bezuinigen. 

Met het leenstelsel wordt bedoeld dat de overheid een rentevrije lening verstrekt aan jongeren waarmee zij hun studie kunnen betalen. Deze lening moet na het afstuderen binnen 35 jaar terugbetaald zijn. Dit staat lijnrecht tegenover het studiefinancieringsstelsel dat op dit moment nog van kracht is. Hiermee wordt er één studie door de overheid betaald, zodat de student na het afstuderen schuldenvrij blijft. Het leenstelsel is volgens een aantal Tweede Kamerleden een goede oplossing voor zowel studenten als de overheid, die uit alle macht probeert te bezuinigen waar mogelijk. Toch is het bedenkelijk of dit voor studenten en voor Nederland in het algemeen een goede oplossing is. Ik vind dus dat studenten niet voor hun eigen studie zouden moeten betalen, en dat de overheid dit kan opvullen.

Minder studenten
Het duidelijkste gevolg van de invoering van het leenstelsel is dat minder jongeren ervoor zullen kiezen om te gaan studeren. Omdat studenten na hun studie met een enorme restschuld van gemiddeld 15.000 euro achterblijven, zullen meer jongeren alternatieven gaan overwegen. Zo zullen er bijvoorbeeld meer jongeren zijn die voor een HBO- of MBO-opleiding kiezen, maar er zullen ook meer jongeren zijn die meteen na de middelbare school gaan werken. Met werken verdienen ze tenslotte, terwijl studeren geld kost. Doordat er minder studenten zijn, zal de Nederlander minder hoog opgeleid zijn, waardoor werk voor hoogopgeleiden minder goed kan worden uitgevoerd. Dit heeft weer tot gevolg dat de internationale positie van Nederland op het gebied van handel of wetenschap bijvoorbeeld aanzienlijk zal dalen. De overheid kan hierdoor op de lange termijn inkomsten mislopen, omdat Nederland internationaal minder hoog aangeschreven zal staan. Dus de studiefinanciering afschaffen kan voor de overheid uiteindelijk een averechts effect hebben.

Er wordt vaak gezegd dat het leenstelsel op de lange termijn ook voor studenten voordelen heeft. De onderwijskwaliteit zou op het hogere onderwijs verbeteren. Dit is inderdaad een voordeel voor studenten, maar als de studiefinanciering zou worden gebruikt, is deze verbetering bijna verwaarloosbaar tegenover het grote financiële voordeel. Bovendien is het op andere manieren ook mogelijk om de onderwijskwaliteit te verbeteren, en dit is dus geen reden om het leenstelsel in te voeren.

Studeren wordt elitair
De groep die als eerste ervoor zal kiezen om meteen te gaan werken, zijn de minder rijke jongeren. Zij zijn vaak opgegroeid in armere gezinnen, waarin dus vaak geld tekort was. Zij zijn de eersten die met een grote schuld na hun studie te maken krijgen. Dit zal vaak door de ouders worden afgeraden, en er gaan er dus meer gelijk na het VWO werken. Rijke ouders zullen maar al te graag de studie van hun kind betalen, want zij weten tenslotte hoe belangrijk studeren is, omdat zij dit zelf ook gedaan hebben. Hierdoor zal er een grotere scheiding komen tussen arm en rijk, omdat de tweede generatie van de rijken beter betaalde banen krijgt, en dus zelf ook rijk wordt. Hetzelfde geldt bij de armeren, deze krijgen minder goed betaalde banen, en worden zelf ook minder rijk. Op deze manier wordt er een steeds groter gat tussen arm en rijk gecreëerd in de samenleving, en studeren wordt net zoals vroeger iets voor de elite, en minder toegankelijk voor armeren.

Dit is naar mijn mening een kwalijke zaak. Vooral in Nederland, een land dat zich kenmerkt als zorgstaat en als een land met hoog opgeleide mensen en weinig scheiding tussen arm en rijk. Het is een samenleving die in de loop van de vorige eeuw is opgebouwd, en door de studiefinanciering af te schaffen lijkt de overheid deze samenleving stukje bij beetje weer af te bouwen.

Al met al is de studiefinanciering een stuk beter voor ons land. Studenten hebben geen grote schulden na hun studies, en daarom zullen ook meer jongeren ervoor kiezen om te studeren. Dit heeft weer voordelige gevolgen voor de internationale positie van Nederland, omdat er beter gepresteerd wordt op verschilllende vakgebieden en meer hoger opgeleiden zijn. Verder is het onacceptabel dat studeren weer iets voor de elite kan worden door het leenstelsel. Omdat armere jongeren zelf niet gaan studeren, raken zij in een vicieuze cirkel, omdat lager opgeleiden minder goed betaalde banen krijgen en daardoor gaan hun kinderen ook geen hoger onderwijs volgen. Het tegenovergestelde geldt voor rijken, en daardoor zou de scheiding tussen arm en rijk groter kunnen worden. Studeren moet voor iedereen beschikbaar zijn, niet alleen voor wie het kan betalen. Daarom moet de studiefinanciering blijven, en moet de overheid snel actie ondernemen, voordat het nieuwe leenstelsel ingevoerd zal worden in 2015. Het is nog niet te laat...





http://www.nrc.nl/nieuws/2014/05/28/akkoord-over-leenstelsel-bereikt/

vrijdag 17 oktober 2014

Uiteenzetting: De vergrijzing 2.0

De vreselijke vergrijzing

Vergrijzing is goed voor het milieu, zo beweerde de Belgische krant ‘de Morgen’ afgelopen week. De krant baseerde zich op een onderzoek van het Max Planck Instituut in Washington, waaruit was gebleken dat: hoe ouder de bevolking, hoe minder CO2- uitstoot. Er was onderzoek in Duitsland gedaan, en men concludeerde dat de CO2- emissies met gemiddeld 20% daalden na het 65e levensjaar. Dit artikel klopte totaal niet met het beeld wat ik van vergrijzing had. Het was voor mij een onderwerp dat elke maand wel een aantal keer het achtuurjournaal haalt omdat de AOW-gerechtigde leeftijd is verhoogd of omdat de thuiszorg zoveel duurder gaat worden. Ik had nog helemaal niets positiefs gehoord over dit actuele fenomeen in Nederland. In de media wordt vergrijzing toch vooral gepresenteerd als een probleem dat moet worden opgelost.

Met het begrip vergrijzing bedoelt men het stijgen van de groep 65+ ten opzichte van andere leeftijdsgroepen. In Nederland is dit proces al jaren aan de gang. De oorzaak hiervan ligt voornamelijk bij het explosieve stijgen van het geboortecijfer na de Tweede Wereldoorlog, en een afname van het geboortecijfer in de jaren ’60 en ’70. Hierdoor ontstaat er één grote bevolkingsgroep, die ondertussen is doorgeschoven naar de 65+’ers. Een andere oorzaak is het stijgen van de levensverwachting in de afgelopen decennia, omdat de gezondheidszorg aanzienlijk verbeterd is. Deze factoren hebben gezorgd voor een benarde situatie in Nederland op dit vlak. Hoe is deze situatie nu? Wat zijn de negatieve gevolgen van de vergrijzing in Nederland? En hoe kunnen deze worden opgelost of tegengegaan?

Huidige situatie

De vergrijzing kan niet alleen worden gemeten in het aantal ouderen. We moeten namelijk rekening houden met de rest van de bevolking, en het aantal ouderen in relatie tot de rest meten. Hiervoor is het begrip ‘grijze druk’ bedacht. Met de grijze druk wordt het aantal 65+’ers – ouderen - per 100 mensen van 20-64 jaar aangegeven. Volgens het CBS was in 2012 het aantal ouderen 2,7 miljoen en de grijze druk bedroeg 27. De situatie in 1940 was: een slordige 600.000 ouderen met een grijze druk van 17. Dit betekent dat het aantal ouderen ten opzichte van volwassenen dus explosief is gestegen sinds 1940. Ook is er sprake van dubbele vegrijzing. Dit houdt in dat binnen de groep ouderen de groep 80+’ers stijgt, wat een gevolg is van hogere levensverwachting. De vergrijzing heeft niet overal in Nederland hetzelfde effect. Vooral in landelijke streken, zoals Zuid-Limburg en Drenthe, neemt de vergrijzing toe. In nieuwbouwsteden, waaronder Almere, is de vergrijzing nog nauwelijks te merken. Al met al brengt deze situatie een aantal problemen met zich mee.

De AOW-uitkering 

Misschien wel het meest merkbare, en ook het meest zorgelijke aspect van de vergrijzing is de toename van het aantal uitkeringen. Elke Nederlander heeft namelijk boven zijn 67e levensjaar recht op een AOW-uitkering. Doordat het aantal ouderen stijgt, neemt het aantal uitkeringen toe. Veel zorgelijker echter is dat dit gepaard gaat met het afnemen van de beroepsbevolking, ook wel actieven genoemd. De actieven betalen namelijk belasting, waarvan onder andere de AOW wordt gefinancierd voor de passieven (de ouderen). Als deze verhouding tussen actieven en passieven verandert, moet een gelijk aantal actieven voor een groter aantal passieven gaan betalen.

 Dit heeft tot gevolg dat de belasting kan stijgen, als de hoogte van de uitkering gelijk blijft. Maar als de belastingen stijgen, houdt men minder geld over om te consumeren, waardoor bedrijven minder winst kunnen maken, en waardoor het dus slechter kan gaan met de economie in zijn geheel. Juist in de nasleep van een economische recessie is dit een zeer nadelig effect voor de Nederlandse economie.

De zorg

Het is algemeen bekend en veelvuldig aangetoond in onderzoeken dat ouderen meer gezondheidszorg nodig hebben dan jongeren. Zij hebben nu eenmaal vaker te maken met botbreuken, diabetes, hartfalen en andere aandoeningen, of hebben voor dezelfde kwalen eerder zorg nodig. De zorg is de laatste jaren een van de grootste kostenposten van de overheid. Dit alleen al geeft aan dat de zorg een essentieel en onmisbaar deel is van ons land en onze verzorgingsstaat. Met de verzorgingsstaat wordt bedoeld dat in Nederland de overheid garant staat voor een zekere welvaart in ons land, en dit gebeurt onder andere door de zorg. Dit wordt door de overheid uit de belastingen betaald, en wij profiteren hier allemaal van. Maar deze kostenpost stijgt als er vergrijzing plaatsvindt. Omdat dit zo’n groot deel van onze economie betreft, is de stijging van de kosten duidelijk merkbaar in de uitgaven van de overheid, die de laatste jaren op de zorg aanzienlijk is gestegen. Waar we in 2000 nog 42 miljard euro uitgaven aan de zorg, is dit aantal in 2014 gestegen tot ruim 92 miljard euro. Deze ruime verdubbeling van de kosten is deels te wijten aan de vergrijzing.

Het beeld van de samenleving verandert 

Omdat een steeds groter deel van de bevolking boven de 65 jaar is, zal het straatbeeld veranderen. Zo zul je als jongere vaker een bejaarde op straat zien. Nu is dit natuurlijk geen ramp, maar dit is niet het enige wat kan veranderen. De hele maatschappij zal meer op ouderen gericht zijn. Bedrijven weten dat de groep ouderen steeds groter wordt, en zij passen hun producten, reclames en aanbiedingen aan 65+’ers aan. Dit is niet per se een probleem waarvoor een oplossing dient te komen, maar eerder een merkbare verandering die de hele maatschappij betreft.

De vergrijzing aanpakken 

Voor de vorige problemen kan echter wel een oplossing gevonden worden. Als we oplossingen willen vinden, moeten we vooral naar de regering kijken. Zij hebben de mogelijkheid om wetten te maken die voor oplossingen kunnen zorgen. Voor het probleem met de verhouding tussen actieven en passieven is al vaak over een oplossing gedacht. Een veelgenoemde optie is het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit is afgelopen jaar al gebeurd, en de overheid heeft plannen klaarliggen om dit project nog verder uit te breiden. Het verhogen van de AOW-leeftijd heeft een dubbel positief effect. Het aantal actieven neemt toe, en het aantal passieven neemt af. Hierdoor kan er dus aardig wat rechtgetrokken worden in de verhouding. Maar als de vergrijzing gestaag door blijft gaan, zullen er toch concessies gemaakt moeten worden in het verhogen van de belasting of het verlagen van de uitkeringen bijvoorbeeld. Dit komt echter met het nadelige gevolg dat de nationale economie dit zal merken, zoals eerder uitgelegd.

De stijgende kosten van de zorg kunnen op verschillende manieren worden aangepakt. Ten eerste kan de regering besluiten minder zorg in het basispakket te verlenen. Hierdoor hoeft de overheid minder te betalen, en stijgen de kosten voor de zorg minder snel. Maar de kosten die de overheid dan niet hoeft te betalen worden dan bij de burgers, en vooral de ouderen neergelegd. Deze kunnen dit wellicht niet betalen, en op deze manier wordt de zorg meer een luxe goed, iets wat niet wenselijk is. Ten tweede kan de regering ook hier besluiten meer belasting te laten betalen, zodat de kosten beter opgevangen kunnen worden. Ten derde kunnen we bezuinigen binnen de zorg. Dit zal onder andere inhouden dat er meer werkelozen komen door ontslagen. Deze werkelozen moeten echter ook een uitkering hebben, dus daar wordt uiteindelijk weinig tot geen winst mee gemaakt.

Hoe verder? 

Al met al is de vergrijzing een bestaand probleem in Nederland met de nodige gevolgen. De kosten voor de AOW-uitkering en de zorg stijgen, en het beeld van onze samenleving verandert. Toch zijn voor de problematische gevolgen wel oplossingen te bedenken. Één daarvan is de belasting verhogen. Hoewel hier nadelen aan zitten, vang je met deze maatregel twee vliegen in één klap. Het nieuwe belastinggeld kan besteed worden aan de uitkeringen én de zorg. Verder is het een logische stap van de regering om de AOW-gerechtigde leeftijd verder te verhogen, omdat de staat over enkele decennia anders écht in de problemen komt te zitten met de financiering voor de uitkeringen. Met het nieuwe beeld van onze maatschappij zullen we simpelweg moeten leren leven. Er zijn nu eenmaal meer ouderen, en zij maken een grotere groep uit van onze samenleving. Het is ook niet nodig om over hen te denken als een grote kostenpost of als lastig. Daar wees de Belgische krant ‘de Morgen’ mij afgelopen week op, toen ik las dat de vergrijzing echt niet alleen maar nadelig is voor Nederland.

vrijdag 10 oktober 2014

Uiteenzetting: De vergrijzing

De vreselijke vergrijzing

Vergrijzing is goed voor het milieu, zo beweerde de Belgische krant ‘de Morgen’ afgelopen week. De krant baseerde zich op een onderzoek van het Max Planck Instituut in Washington, waaruit was gebleken dat: hoe ouder de bevolking, hoe minder CO2- uitstoot. Er was onderzoek in Duitsland gedaan, en men concludeerde dat de CO2- emissies met gemiddeld 20% daalden na het 65e levensjaar. Dit artikel klopte totaal niet met het beeld wat ik van vergrijzing had. Het was voor mij een onderwerp dat elke maand wel een aantal keer het achtuurjournaal haalt omdat de AOW-gerechtigde leeftijd is verhoogd of omdat de thuiszorg zoveel duurder gaat worden. Ik had nog helemaal niets positiefs gehoord over dit actuele fenomeen in Nederland. In de media wordt vergrijzing toch vooral gepresenteerd als een probleem dat moet worden opgelost.

Met het begrip vergrijzing bedoelt men het stijgen van de groep 65+ ten opzichte van andere leeftijdsgroepen. In Nederland is dit proces al jaren aan de gang. De oorzaak hiervan ligt voornamelijk bij het explosieve stijgen van het geboortecijfer na de Tweede Wereldoorlog, en een afname van het geboortecijfer in de jaren ’60 en ’70. Hierdoor ontstaat er één grote bevolkingsgroep, die ondertussen is doorgeschoven naar de 65+’ers. Een andere oorzaak is het stijgen van de levensverwachting in de afgelopen decennia, omdat de gezondheidszorg aanzienlijk verbeterd is. Deze factoren hebben gezorgd voor een benarde situatie in Nederland op dit vlak. Hoe is deze situatie nu? Wat zijn de negatieve gevolgen van de vergrijzing in Nederland? En hoe kunnen deze worden opgelost of tegengegaan?

Huidige situatie

De vergrijzing kan niet alleen worden gemeten in het aantal ouderen. We moeten namelijk rekening houden met de rest van de bevolking, en het aantal ouderen in relatie tot de rest meten. Hiervoor is het begrip ‘grijze druk’ bedacht. Met de grijze druk wordt het aantal 65+’ers – ouderen - per 100 mensen van 20-64 jaar aangegeven. Volgens het CBS was in 2012 het aantal ouderen 2,7 miljoen en de grijze druk bedroeg 27. De situatie in 1940 was: een slordige 600.000 ouderen met een grijze druk van 17. Dit betekent dat het aantal ouderen ten opzichte van volwassenen dus is verdubbeld sinds 1940. Ook is er sprake van dubbele vegrijzing. Dit houdt in dat binnen de groep ouderen de groep 80+’ers stijgt, wat een gevolg is van hogere levensverwachting. De vergrijzing heeft niet overal in Nederland hetzelfde effect. Vooral in landelijke streken, zoals Zuid-Limburg en Drenthe, neemt de vergrijzing toe. In nieuwbouwsteden, waaronder Almere, is de vergrijzing nog nauwelijks te merken. Al met al brengt deze situatie een aantal problemen met zich mee.

De AOW-uitkering 

Misschien wel het meest merkbare, en ook het meest zorgelijke aspect van de vergrijzing is de toename van het aantal uitkeringen. Elke Nederlander heeft namelijk boven zijn 67e levensjaar recht op een AOW-uitkering. Doordat het aantal ouderen stijgt, neemt het aantal uitkeringen toe. Veel zorgelijker echter is dat dit gepaard gaat met het afnemen van de beroepsbevolking, ook wel actieven genoemd. De actieven betalen namelijk belasting, waarvan onder andere de AOW wordt gefinancierd voor de passieven (de ouderen). Als deze verhouding tussen actieven en passieven verandert, moet een gelijk aantal actieven voor een groter aantal passieven gaan betalen.

 Dit heeft tot gevolg dat de belasting kan stijgen, als de hoogte van de uitkering gelijk blijft. Maar als de belastingen stijgen, houdt men minder geld over om te consumeren, waardoor bedrijven minder winst kunnen maken, en waardoor het dus slechter kan gaan met de economie in zijn geheel. Juist in de nasleep van een economische recessie is dit een zeer nadelig effect voor de Nederlandse economie.

De zorg

Het is algemeen bekend en veelvuldig aangetoond in onderzoeken dat ouderen meer gezondheidszorg nodig hebben dan jongeren. Zij hebben nu eenmaal vaker te maken met botbreuken, diabetes, hartfalen en andere aandoeningen, of hebben voor dezelfde kwalen eerder zorg nodig. De zorg was in de miljoenennota van 2014 de grootste kostenpost van de overheid. Dit alleen al geeft aan dat de zorg een essentieel en onmisbaar deel is van ons land en onze verzorgingsstaat. Met de verzorgingsstaat wordt bedoeld dat in Nederland de overheid garant staat voor een zekere welvaart in ons land, en dit gebeurt onder andere door de zorg. Dit wordt door de overheid uit de belastingen betaald, en wij profiteren hier allemaal van. Maar deze kostenpost stijgt als er vergrijzing plaatsvindt. Omdat dit zo’n groot deel van onze economie betreft, is de stijging van de kosten duidelijk merkbaar in de uitgaven van de overheid, die de laatste jaren op de zorg aanzienlijk is gestegen. Waar we in 2000 nog 42 miljard euro uitgaven aan de zorg, is dit aantal in 2014 gestegen tot ruim 92 miljard euro. Deze ruime verdubbeling van de kosten is deels te wijten aan de vergrijzing.

Het beeld van de samenleving verandert 

Omdat een steeds groter deel van de bevolking boven de 65 jaar is, zal het straatbeeld veranderen. Zo zul je als jongere vaker een bejaarde op straat zien. Nu is dit natuurlijk geen ramp, maar dit is niet het enige wat kan veranderen. De hele maatschappij zal meer op ouderen gericht zijn. Bedrijven weten dat de groep ouderen steeds groter wordt, en zij passen hun producten, reclames en aanbiedingen aan 65+’ers aan. Dit is niet per se een probleem waarvoor een oplossing dient te komen, maar eerder een merkbare verandering die de hele maatschappij betreft.

De vergrijzing aanpakken 

Voor de vorige problemen kan echter wel een oplossing gevonden worden. Als we oplossingen willen vinden, moeten we vooral naar de regering kijken. Zij hebben de mogelijkheid om wetten te maken die voor oplossingen kunnen zorgen. Voor het probleem met de verhouding tussen actieven en passieven is al vaak over een oplossing gedacht. Een veelgenoemde optie is het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit is afgelopen jaar al gebeurd, en de overheid heeft plannen klaarliggen om dit project nog verder uit te breiden. Het verhogen van de AOW-leeftijd heeft een dubbel positief effect. Het aantal actieven neemt toe, en het aantal passieven neemt af. Hierdoor kan er dus aardig wat rechtgetrokken worden in de verhouding. Maar als de vergrijzing gestaag door blijft gaan, zullen er toch concessies gemaakt moeten worden in het verhogen van de belasting of het verlagen van de uitkeringen bijvoorbeeld. Dit komt echter met het nadelige gevolg dat de nationale economie dit zal merken, zoals eerder uitgelegd.

De stijgende kosten van de zorg kunnen op verschillende manieren worden aangepakt. Ten eerste kan de regering besluiten minder zorg in het basispakket te verlenen. Hierdoor hoeft de overheid minder te betalen, en stijgen de kosten voor de zorg minder snel. Maar de kosten die de overheid dan niet hoeft te betalen worden dan bij de burgers, en vooral de ouderen neergelegd. Deze kunnen dit wellicht niet betalen, en op deze manier wordt de zorg meer een luxe goed, iets wat niet wenselijk is. Ten tweede kan de regering ook hier besluiten meer belasting te laten betalen, zodat de kosten beter opgevangen kunnen worden. Ten derde kunnen we bezuinigen binnen de zorg. Dit zal onder andere inhouden dat er meer werkelozen komen door ontslagen. Deze werkelozen moeten echter ook een uitkering hebben, dus daarmee wordt uiteindelijk weinig tot geen winst mee gemaakt.

Hoe verder? 

Al met al is de vergrijzing een bestaand probleem in Nederland met de nodige gevolgen. De kosten voor de AOW-uitkering en de zorg stijgen, en het beeld van onze samenleving verandert. Toch zijn voor de problematische gevolgen wel oplossingen te bedenken. Één daarvan is de belasting verhogen. Hoewel hier nadelen aan zitten, vang je met deze maatregel twee vliegen in één klap. Het nieuwe belastinggeld kan besteed worden aan de uitkeringen én de zorg. Verder is het een logische stap van de regering om de AOW-gerechtigde leeftijd verder te verhogen, omdat de staat over enkele decennia anders ècht in de problemen komt te zitten met de financiering voor de uitkeringen. Met het nieuwe beeld van onze maatschappij zullen we simpelweg mee moeten leren leven. Er zijn nu eenmaal meer ouderen, en zij maken een grotere groep uit van onze samenleving. Het is ook niet nodig om over hen te denken als een grote kostenpost of als lastig. Daar wees de Belgische krant ‘de Morgen’ mij afgelopen week op, toen ik las dat de vergrijzing echt niet alleen maar nadelig is voor Nederland.

vrijdag 19 september 2014

Betoog: De schoolvakanties moeten langer duren

Ieder jaar hebben de leerlingen van het voortgezet onderwijs zo'n 10 weken vrij, opgedeeld in 5 schoolvakanties. Dit is voor leerlingen van deze leeftijd echter niet genoeg. Zo blijkt uit een onderzoek van de Universiteit van Zürich dat langere schoolvakanties betere medewerkers en leerlingen voortbrengt, en het concentratievermogen verhoogt. Ik merk zelf ook dat ik meer rust nodig heb en dat daarvoor de schoolvakanties te kort zijn, dus leerlingen van het voortgezet onderwijs hebben gewoon langere periodes van kalmte nodig tussen de periodes van chaos op school. Tijdens een vakantie kan je namelijk meer tijd besteden aan je hobby's en andere activiteiten en dat zorgt voor een relaxte sfeer in de vakanties.
Tegenstanders denken dat er zo niet genoeg tijd besteed kan worden aan school in een jaar, maar daar zijn natuurlijk oplossingen voor. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld huiswerk meegeven voor in de vakantie, zodat wanneer de leerling weer op school is, hij niet alle lesstof van de vorige periode weer is vergeten.
Door de verhoogde concentratie van de leerlingen in de klas zal ook de onderwijskwaliteit verbeteren omdat leraren hiervan profiteren. Dus, langere schoolvakanties zijn beter voor iedereen!